Sinds ik mijn stem bij verkiezingen mag uitbrengen, doe ik dat met volle overtuiging. Onvrede, zorgen, mogelijk pessimisme ten spijt, de gang naar het stemlokaal maak ik met genoegen, me bewust van deze burgerplicht. Want dat is het.
Van huis uit meegekregen vermoed ik. Meedoen, meedenken, betrokkenheid en belangstelling tonen voor wat onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid raakt. En ik was geen uitzondering, laat staan zonderling. De meesten deden mee. Passief of actief. Outcasts werden sowieso met een scheef oogje aangekeken. Dat wilde je niet zijn. Tja….
De gemeenteraad in ons dorpse stadje kende zeven raadsleden, waarvan er twee werden uitverkoren om wethouder te zijn. Een parttime functie. Met een kleine staf aan ambtelijke ondersteuning runden zij goed zichtbaar het publieke wel en wee in de gemeente. Democratisch verkozen dorpsoudsten. Actief in harmonie, boerenbond, arbeidersbeweging, middenstand. Roomse kerkmeester of hervormde ouderling. EHBO-vrijwilliger of brandweerman. Eervolle en gezagsrijke ‘bijbaantjes’.
De burgemeester maakte minstens één keer per maand een werkwandeling door zijn gemeente, samen met de gemeenteopzichter. Hij liet zich dan informeren over ‘werk in uitvoering’. En werd ondertussen links en rechts aangeschoten door dorpsgenoten. Met zorgen die kennelijk de aandacht van de burgervader (m) waard waren. Veldwerk, dat was het wat hij deed.
Participatie, beïnvloeding en samenwerking. Met de paplepel kregen we het ingegoten. Op dorpsniveau, nog niet zo simpel te vertalen naar élke andere gemeenschap. Zéker ‘in het groot’, leent zich deze aanpak minder.
De geromantiseerde dorpse omgeving is niet meer. De wijk waar ik woon wordt bevolkt door zo’n vijftienduizend stadsgenoten, met ongeveer vijfenveertig verschillende nationaliteiten. Ga er maar eens aanstaan om een aansprekend model van betrokkenheid op al die bewoners los te laten.
De belangstelling voor de landelijke politiek staat op een armazalig laag pitje. Verkiezingsaffisches achter ramen van woonhuizen zie je nog maar nauwelijks. Flyerende partijsympathisanten worden op straat uitgescholden. Intussen wordt er vandaag de dag veelvuldig gesproken over ‘rechten’ die we hebben als burgers. Tot je dienst, zolang in één adem daaraan ook plichten worden verbonden.
De lichtste plicht, als je het zo mag noemen, is wel de wandeling naar, in mijn geval, de voetbalkantine waar het stembureau zetelt. Eén talentje inzetten voor iets groters dan jezelf. Niet stemmen betekent bovendien dat anderen over je beslissen. Noem dat maar eens géén aantasting van je rechten.
In mijn dorp van weleer, zou het zover niet zijn gekomen. Allemaal naar de stembus. Vervoer werd zonodig geregeld, en stemadviezen te over.
Er naar terugverlangen doe ik geenszins: teveel sociale controle werkt benauwend. Vandaag hebben we daarvan echter te weinig. Niet goed. Misschien dat meer burgerberaad bijdraagt aan meer sociale cohesie. Het zou me véle gangen naar die voetbalkantine waard zijn.

