Lintjesregen



De democratisering van het decoratiestelsel enkele decennia geleden, vond ik aanvankelijk merkwaardig. Hoezo meer transparantie in de gang van zaken rond de voordracht? En waarom meer aandacht voor koninklijke onderscheidingen aan landgenoten uit álle bevolkingsgroepen? Vooral vrijwilligerswerk honoreren en ‘er zijn voor de ander‘ als één van de belangrijkste criteria voor toekenning, werd de hoofdlijn in de nieuwe koers.
Een zorgvuldige procedure met sleutelposities voor gezagsdragers zoals de burgemeester en de commissaris van de Koning als waarborg voor al te veel frivoliteit en willekeur in de voordrachten.

Van wenkbrauwenfronser werd ik stilaan enthousiasteling.

Als we dan tóch gáán voor lintjes, dan die vooral uitreiken aan hen die belangeloos diensten leveren aan de samenleving als geheel. 

Goed voor de sociale cohesie, betekenisvol en een pluim voor hén die het echt verdienen. Objectieve toetsing vanuit onze overheid vormt een garantie op uitwassen en mogelijke vriendjespolitiek. 

En het werkt goed, zo lijkt het. 

Met een zekere regelmaat lees je over de grote vreugde én eer die de toekenning teweeg brengt bij gedecoreerden.

Waardering vanuit de directe omgeving vertaald in een landelijke onderscheiding.

In álle geval veruit te prefereren boven de betrekkelijke willekeur in het verleden. Gedecoreerd worden omdat de job of klus naar behoren is vervuld, is welbeschouwd belachelijk. Meestal worden belangrijke en verantwoordelijke functies en taken immers uitgeoefend in de wetenschap dat er een redelijke tot riante financiële vergoeding tegenover staat. Extra, min of meer automatische waardering in de vorm van een koninklijke onderscheiding is onzin.

In het verleden was dat te vaak het geval. En daar zijn we gelukkig al jaren bijna vanaf.

Maar er lijkt nu plotsklaps een heel nieuw fenomeen te worden geïntroduceerd.

Minister Faber ( PVV ) zet haar politieke ideologie in om vrijwilligers een lintje te weigeren. Zij overschrijdt daarmee elk protocol, gedraagt zich onfatsoenlijk naar betrokkenen en onttrekt zich aan de bestuurlijke code die in ons land geldt.

Deze mevrouw is te onnozel om te snappen welke bestuurlijke verantwoordelijkheid zij draagt als bewindspersoon.

En dat is erg, maar nog tot daar aan toe. Je mag immers aannemen dat haar collega’s in de ministersploeg haar onmiddellijk tot de orde zullen roepen.

Wat erger is: door haar optreden schaadt zij, wederom, het aanzien van het landsbestuur. Zij kleineert de vrijwilligers die het betreft en passeert állen die naar eer en geweten betrokken waren in de procedure die voorafging aan de voordracht.

Deze mevrouw hoort niet in de regering. Wég ermee. 

foto: BNNVARA

Plaats een reactie