‘…Boven Gent rijst, eenzaam en grijs, t Oud Belfort, zinbeeld van ’t verleden…’.
De melodie zit al rap weer in mijn hoofd. En al neuriënd, deze eerste woorden uit hét lied van mijn geliefde stad Gent, zie ik het Belfort voor me opdoemen. De imposante naastgelegen toren van de Sint-Baafskathedraal rijst omhoog. Eeuwenoude silhouetten in een stad die veruit de fraaiste skyline van België laat zien.
Al wandelend langs de Nederschelde word ik bevangen door gevoelens van nostalgie en romantiek. Wat een pracht, welk een sfeer. Zonder al teveel verbeeldingskracht waan je je diep in de middeleeuwen. Alsof Jacob van Artevelde zelf zo dadelijk vol heroïek en strijdlust langs komt galopperen.
Gent, koningin der Vlaamse steden toont zich op deze doordeweekse dag op haar best. De lucht is grijs en het miezert, het waait nauwelijks en massatoerisme heeft vandaag vrijaf. Het is fris en niet druk op straat. Gelukkig. In het middeleeuwse stadsplan is er destijds geen ruimte ingetekend voor veel modern jolijt.
Modderige straten, een open riolering, handel en nog eens handel, zichtbare armoede en grote rijkdom van enkelen ontbreken nog aan het beeld dat zich in mijn verbeelding aftekent. Gent, stad van vrijbuiters en eigenzinnige denkers. Van oudsher enfant terrible onder de Belgische steden. Heerlijk om hier te zijn.
Het zijn de stemmig groene sweaters van de leerlingen van de Sint-Bavohumaniora die me in het heden doen belanden. Bij deze oudste Nederlandstalige middelbare school van de stad lopen de jongelui er vrolijk én uniform.
Even verderop schuifelen groepjes rond en in de Sint-Baafs. Dagjesmensen en kerkgangers: broederlijk en zusterlijk in stille bewondering voor het Lam Gods, door de stad Gent aangekondigd als ‘goddelijk, artistiek hoogtepunt’. Een serene verstilling maakt zich van mij meester.
Temidden van devoot, nieuwsgierig en al dan niet gelovig kerkvolk, ontwaar ik plotsklaps twee types, waarover ik me in eerste instantie verbaas. Categorie ‘kleerkast’, ongeschoren en met foeilelijke, ordinaire tatoeages banen ze zich gehaast een weg tussen bezoekers. Zoekend om zich heen loerend.
Aanvankelijk verwonder ik me over de bijzondere verschijningen. Content over zoveel verscheidenheid in het godshuis. Echt Gents denk ik. Totdat ik plotsklaps één van de twee ontwaar, frommelend in de achterzakjes van een rugzak bij een oudere Aziatische dame. In aanbidding voor een Mariabeeld.
Voordat ik goed en wel in de gaten heb wat er gebeurd, zijn ze verdwenen. Enigszins beduusd verlaat ik de kerk. Gent is een doodgewone stad, ook anno 2023.

